Met Luisterend oog

Onder de titel Met luisterend oog leggen Rob van Olm en straatfotograaf Ton Mosheuvel (zie ook andere foto's op deze website), momenten van het leven in de wijken van Rotterdam vast.

De verhalen en foto’s geven een beeld van de stad dat je doorgaans ontgaat. Bovendien laat het project zien hoe verschillend het leven in de wijken is en hoe het leven daar door de bewoners ervaren wordt. Rob van Olm vangt zinnen op die zowel sympathie als verwondering oproepen en fotograaf Ton Mosheuvel legt de gewone omgang van mensen vast, die toch heel verrassend blijkt te zijn. Vastgelegde bewegingen die je normaal ontgaan, maar wel herkenbaar zijn.

Het Westen (4)

Het lijkt wel of we een slagveld betreden, zoveel invalidepalen staan er in de Allard Piersonstraat. Overal ligt straatvuil, naast de containers is overbodige huisraad gezet. Wonderlijk hoe groot de overgang van de ene straat naar de andere kan zijn in dezelfde buurt. We hebben net de Beukelsweg verlaten, waar de bewoners hun geveltuintjes met liefde lijken te verzorgen, waardoor de doorgangsweg voor verkeer toch gezellig oogt. Het wonderlijke is dat de Allard Piersonstraat voor het doorgaande verkeer naar de stad is afgesloten en daardoor juist een ideale woonplek zou kunnen zijn. De volgende vraag houdt ons bezig. Waarom zouden deze bewoners zo slordig en onverschillig met hun woonomgeving omgaan, terwijl elders een gemeenschapszin is ontstaan? 

Een passerende buurtbewoner, die op deze warme dag van een ijslolly geniet, bemoeit zich met ons gesprek. Wat die parkeerplaatsen voor invaliden betreft heeft hij zo zijn vermoeden. Corruptie. Hebben we de tientallen invalideplaatsen in de Essenburgstraat al gezien? 

Ook heeft hij een redelijke verklaring voor het zwerfvuil op straat. Op het Mathenesserplein bevindt zich een Albert Heijn, mensen gooien de verpakking gewoon op straat. Vuil trekt vuil aan. 

We krijgen een korte, maar heldere historische beschrijving van de buurt. Het bouwwerk op de hoek, het Aelbrechtsplein, vormt een architectonische  eenheid met het kasteel van Spangen. Dat zijn prachtige gebouwen. Na de renovatie van de buurt, hij woonde hier nog niet, hebben alle woningen een facelift gekregen die volkomen verkeerd is uitgepakt. Armoedige platen tegen de muren, armoedige balkonnetjes. We denken na over zijn theorie, terwijl vanuit de Annasr Moskee de Muezzin oproept tot gebed. Toch is het geen slechte straat, opper ik. De man haalt zijn schouders op. Je kunt hier ’s nachts beter niet lopen, want dan houden zich hier dealers op. In april hebben hier twee nachten achter elkaar ontploffingen plaatsgevonden. Zijn ijsje is op. 

We lopen verder. De omgeving van de moskee heeft wel iets gezelligs. Het Mathenesserplein is een voorbeeld van een geslaagde facelift. Daar heeft men met gevoel voor smaak de winkels en huizen gerestaureerd. 

De huidige winkeliers hebben hun étalage tot op straat uitgebreid. Een vernuftige manier om de verkoopruimte te vergroten. Ik vraag me af waarom dit soort winkels altijd zoveel koffers te koop heeft. Heimwee is het antwoord dat ik krijg van een vriendelijke verkoper. ‘Wij hebben altijd heimwee.’ Het woord echoot na. Ja, heimwee. Je loopt langs huizen en winkels en weet niets van de duizenden levens die zich daar hebben afgespeeld. Generaties zijn vertrokken en vervangen door nieuwe. Nieuwe verhalen die ongemerkt de andere ondersneeuwen. Ze komen pas los als je ernaar vraagt. Vaak gaan ze over lange vluchten. Zoals de eigenaar van de groentewinkel op de Vierambachtsstraat over zijn ouders vertelt die uit Afghanistan zijn gevlucht. De eigenaresse van de mooie bloemenwinkel op het Mathenesserplein is uit Armenië gevlucht. Ze had een universitaire studie in de Slavische talen afgerond, waar ze hier weinig mee kon. Ach, ze heeft een prachtige winkel opgebouwd, dus je hoort haar niet klagen. Ik spreek mijn verwondering uit dat ze zo lang geleden als vrouw in Armenië al kon studeren. ‘Jullie hebben een verkeerd beeld van ons land omdat jullie verkeerd geïnformeerd worden,’ doseert ze mij.


We lopen de Vierambachtsstraat in. Dit was vroeger een gezellige winkelstraat, maar gezelligheid is ver te zoeken. Alsof de trambaan de ziel heeft weggesneden. Hoe kan het toch dat na iedere opknapbeurt een wijk erop achteruitgaat lijkt te gaan? Wanhopig word je ervan als je de foto’s van Rotterdam van vroeger bekijkt. Deze gedachte wordt gelogenstraft als we de Heemraadssingel passeren en op de Tweede Middellandstraat belanden. Op de hoek bevindt zich het restaurant Juffrouw Van Zanten, waar het terras gezellig vol zit. Vermoedelijk daardoor geïnspireerd is er aan de overzijde, rond het Middellandplein, ook een aantal restaurants verschenen. We nemen plaats op het terras van Mr. NonNo, gespecialiseerd in pancakes. Je kunt natuurlijk niet in elke straat restaurantjes hebben, maar dit soort zaken maken een stad wel gezellig. Onmisbaar als zuurstof voor het hart. 

We raken in gesprek met twee jonge moslima’s. Een van hen heeft een baby op haar schoot. Het zijn vrije, moderne vrouwen. Ik schat de moeder hooguit zeventien. Als je vroeger op die leeftijd een kind kreeg, kwam je onvermijdelijk in een klooster terecht en ging de familie een leven lang gebukt onder schaamte. Kennelijk is het ook voor haar geen probleem geweest, te zien aan de manier waarop ze van haar baby geniet. Hoewel ze open van geest is, durf ik haar niet naar details van haar moederschap te vragen. Maar de oude en de nieuwe stad komen bij haar samen. En dat stemt ons gelukkig.

Meer foto's zien van Ton Mosheuvel? Zie: tonmosheuvelfotografie.nl

Delfshaven

(een fragment)

Op de hoek van de Aelbrechtskolk, tegenover Tapperij ’t Kraantje zitten drie mannen omgeven door duiven. Het is van oorsprong een internationaal gezelschap. Een van hen, een man met een tulband en lange baard, leest de krant en streept artikelen met een rode stift aan.

      ‘Waarom doet u dat?’ vraag ik.

      ‘Om nog eens over na te denken,’ antwoordt hij. 

      De blonde man klaagt over zijn carrière. Die is volgens hem op een onheuse manier beëindigd. Maar ik vermoed dat de inhoud van het blikje in zijn hand daarbij een rol heeft gespeeld. Het bedrog dat diverse instanties hebben gepleegd om zijn leven te verzuren, zal hij niet langer pikken, zegt hij strijdlustig.

      ‘Ik wil me wel laten naaien, maar dan wil ik erbij zoenen.’

      De derde man, die gehurkt zit op de door duivenstront gewitte straat, vertelt dat hij in Spangen is geboren en dus meer Nederlander is dan Marokkaan. Maar eigenlijk geen van beiden. Ik vraag hem hoe het komt dat hij zo'n sterk accent heeft als hij in Nederland is geboren. ‘De taal is veranderd, mijnheer. In de kringen waarin ik verkeer praat iedereen zo. Rotterdams bestaat niet meer.’ Hij legt me uit hoe tegenwoordig de stad in elkaar steekt. Vanaf zijn elfde verslaafd, maar alleen een bekeuring gekregen omdat hij door het rode stoplicht liep. Bij het afscheid steekt hij vriendelijk zijn hand naar ons uit, maar veegt hem eerst netjes af aan zijn (vuile) uniform.

       Ik wandel hier toch met schimmen en herinneringen om me heen en denk dat deze buurt zo'n beetje van mij is, maar door hem besef ik dat een stad niet alleen uit straten en wijken bestaat, maar vooral uit tijdslagen. 

      Als je over tijdslagen spreekt, zit je hier wel goed. Wat denk je van het geboortehuis van Piet Heyn (1577). En kijk daar nou eens, een meer dan levensgrote foto van de schilder Cees van Dongen (1877), terwijl hij in Delfshaven aan het schilderen is. Cees (oom Cees zou ik bijna zeggen) had een relatie met de zus van mijn opa Janus (1876). Het was in zijn arme tijd en regelmatig bood Kees voor een schappelijke prijs een schilderij te koop aan bij Janus, omdat hij nauwelijks te eten had. ‘Ga maar werken,’ zei mijn opa dan, die meer kennis had van versleten zolen dan van kunst. Zelfs ík heb het huisje in de Pupillenstraat nog doorzocht of mijn opa toch niet een zwak moment had gekend.