Ik geloof dat ik een nette jongen was, zo zie ik er althans uit op de schoolfoto’s. Op mijn twaalfde ging ik naar de HBS, die niet in onze wijk lag. Ik herinner me weinig van dat jaar. Daarna mocht ik gelukkig naar de ulo, waar ik bij Munne in de klas kwam, die twee jaar ouder was dan ik en ook nooit iets uitvoerde. Ik was dertien en hij vijftien. In die tijd leerde Munne zijn kracht kennen.
Bolle Piet was zeventien, een volwassen man in onze ogen. Hij stond er altijd maar zo’n beetje bij, tot er een gelegenheid was om zijn vuisten te gebruiken, dan was hij verbazingwekkend snel. Zijn specialiteit was mensen van de brommer slaan. Je had pech als je naast hem voor een stoplicht stond en toevallig in zijn richting keek. Je moest ook niet sneller optrekken, dan kreeg je in ieder geval een knal voor je kop. Bolle Piet was de sterkste van de buurt. Er werd vaak gevochten en als er niet werd gevochten, praatten we erover. Ik was geen vechter en werd zelden uitgedaagd, misschien omdat men wist dat je met Munne te maken kreeg als je mij een knal gaf. Ik heb een gevecht meegemaakt waarbij meer dan twintig jongens over straat rolden, met kettingen en knuppels, zonder dat iemand mij aanviel. Toch stond ik in hoog aanzien bij de jongens in de buurt, ik kon goed voetballen en biljarten en beheerste alle kaartspellen. Munne hield van mijn handigheid, al zou hij nooit toegeven dat hij minder goed voetbalde dan ik.
Er hingen altijd meisjes om ons heen, of wij om hen. Wij aan de ene kant van de straat en zij aan de andere. Agnes, Thea, Lia. Een ritueel van duwen en trekken en stiekem hun borsten aanraken. Als we niet voetbalden en niet over vechten praatten, dan hadden we het over borsten. Over een ding waren we het allemaal eens: Agnes had de grootste. We spraken dus voornamelijk over haar borsten. Op een avond was Munne erg opgewonden, hij was voortdurend met haar in de weer en graaide ineens onder haar rok. Ze gilde van schrik, maar Munne ging door. Bolle Piet stapte naar voren. ‘Blijf van haar af man,’ zei hij. Ik vroeg me af waarom hij het zo voor haar opnam, was hij soms verliefd op haar?
‘Waar bemoei je je mee?’ zei Munne.
‘Je ziet toch dat ze niet wil.’
Munne hield Agnes nog steeds beet. Hij was kleiner dan Bolle, die één meter negentig was. Munne was nog niet zo breed en gespierd als later, terwijl Bolle al in de kracht van zijn leven was. Tot mijn verrassing pakte hij de arm van Munne beet en wilde hem van Agnes vandaan trekken. Hoewel het zo snel ging dat het nauwelijks te volgen was, staat de beweging nog scherp op mijn netvlies; Munne raakte Bolle vol op zijn kin, waardoor hij achterover viel. We wisten dat Munne sterk was en al zijn leeftijdgenoten de baas kon, maar Bolle Piet neerslaan was toch iets anders. Alsof je met een vuist een rinoceros neerhaalde.
Piet stond op, verrassend vitaal, er zaten sterke spieren onder die massa’s vet. Munne woog misschien de helft, maar hij was zo snel dat Bolle niet zag wat er gebeurde. Pok, pok, weer twee vuistslagen op zijn kin. Hij viel op z’n kont, koddig, verbaasde blik in zijn ogen. Munne deed iets wat we nog nooit hadden gezien, hij schopte Bolle Piet tegen het hoofd. Het was voor het eerst dat ik zag waartoe hij in staat was. Paff hoorden we, alsof hij een bal lek schoot. Munne kon vreselijk hard schieten. Hij had een keer van buiten het strafschopgebied de bal met keeper en al in het net geschoten. Bolle Piet bleef liggen, ik dacht dat hij dood was. Er kwamen mensen bij ons staan, Krisch van de patatzaak, bezoekers uit het café. Iemand waarschuwde de dokter, een ander zijn ouders. De vader van Piet was een beruchte kerel, nog veel sterker dan Piet. We zagen hem aan komen rennen, met twee zoons achter zich aan, jonger dan Piet, maar net zo zwaar. ‘Maak dat je wegkomt,’ zei Krisch tegen Munne, ‘hij vermoordt je.’ Maar Munne bleef staan en sloeg de vader neer. Gewoon met één slag. Voordat de twee broers beseften wat er gebeurde lagen ze naast hem. De hele familie van Bolle Piet lag op straat.
Peer, Indiaan, Piet en ik, we stonden erbij en zouden hem geholpen hebben. Er was iets gebeurd wat onomkeerbaar was. Ook voor ons. We hadden een kracht ervaren die we nooit eerder hadden gezien en die ons later nog vele malen zou verbazen. Vijftien jaar was hij, een jongen nog, met de kracht van een oermens.
Een oerkracht die mensen aantrok.